De eerste Nederlandse uitgever die het aandurfde Dickens' complete werken uit te geven was A.C. Kruseman. Nadat hij eerst nog in 1846 samen met de uitgevers Van der Vliet enNijgh een uitgave van Dombey en Zoon, handelaar in het groot en klein had verzord, koch hij eind 1854 alle bestaande vertalingen van Dickens' werk op en lanceerde de serie Werken van Charles Dickens. Een 'goedkoope uitgaaf' in post octavo formaat, in maandelijkse afleveringen. Helaasverliep de verkoop van deze serie niet zo goed als gehoopt. Dat is te lezen in de biografie die J.W. Enschedé over hem schreef: " "In 1856, toen er reeds 40 afleveringen verschenen waren, werden nog slechts 77 exemplaren bij inteekening geplaatst"(A.C. Kruseman, I, p. 261) Enerzijds weet Enschedé dat aan het feit dat Charles Dickens nog niet helemaal was doorgebroken in Nederland, anderzijds aan de vorm waarin de serie was uitgegeven: "Dickens toch was in de schatting van het publiek een romanschrijver en de vorm, die Kruseman gaf aan zijn uitgaaf, was niet die, waarin gewoonlijk romans uitgegeven werden (...) en juist aan voor romans ongewone vorm denk ik, dat het niet slagen der serie eigenlijk te wijtenwas (A.C. Kruseman, I, p. 264). In 1862 besloot Kruseman zijn uitgave van de Werken met Maarten Chuzzlewit.Uiteindelijk werd in 1864 de hele serie verpacht aan Schadd en Funke, die de serie overnamen in 1867. In hetzelfde jaar kwamen de auteursrechten voor de Nederlandse vertalingen uit deze serie in handen van H.A.M Roelants (over wie hieronder meer), die gelijk een eigen editie publiceerde, beginnend met de eerste aflevering van Samuel Pickwick.
Mocht Kruseman niet veel succes hebben gehad met zijn uitgave, dan heeft hij ieder geval wel het genoegen gehad van Charles Dickens persoonlijk een bedankbrief te mogen ontvangen voor de inspanningen die hij verrichte.